De participanten: Iedere betaler ozb niet-woningen

De gemeente is in staat om te voorzien in de voeding van een Ondernemersfonds, door dat die voeding even groot is als de opbrengst van een verhoging van de ozb voor niet-woningen. 

Het begrip ‘’ondernemer’’ valt daarmee samen met de belastingcategorie niet-woningen. Dat betekent dat niet alleen de commerciële bedrijven – winkels, horeca, kantoren, dienstverleners, werkplaatsen, fabrieken – meedoen, maar ook non-profit ondernemingen uit overheid, het onderwijs, de cultuur, de zorg, welzijn, sport. Alleen het wettelijk van ozb vrijgestelde vastgoed doet niet mee: kerken die voor de eredienst in gebruik zijn, waterstaatkundige werken, kastuinbouw, landbouwgrond.

Het bij elkaar brengen van zoveel ongelijksoortige organisaties was ooit een probleem, maar past nu goed bij trends in het economisch proces. Non-profit organisaties zijn zich steeds meer als onderneming gaan gedragen en zijn ook massaal lid geworden van ondernemersverenigingen. Er is veel meer begrip ontstaan voor de wederzijdse afhankelijkheid van profit en non-profit, bijvoorbeeld in de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt. De omgevingsbelangen van profit en non-profit – veiligheid, bereikbaarheid, promotie, herkenbaarheid – vallen vaak samen.

Het feit dat een Ondernemersfonds op ozb-basis niet gericht voor een enkele sector (bijvoorbeeld winkels) en in een enkel gebied (bijvoorbeeld een bedrijventerrein) kan worden ingezet maar voor alle ondernemingen in de hele gemeente geldt, leek in de steden waar al een fonds is, in eerste instantie een complicatie. Maar na verloop van tijd wordt juist die veelheid als waardevol ervaren: de context waarbinnen ondernemingen hun positie bepalen wordt breder en rijker. Daarnaast ontstaan nieuwe (netwerk)relaties waardoor gemeenten minder gaan regisseren maar meer als netwerkpartner gaan functioneren.

De gemeente als bijzondere ‘participant’

Vanwege het bezit van gemeentelijke vastgoed heeft zij een aandeel in het Ondernemersfonds. Het gemeentelijk vastgoed zit in beginsel in drie rubrieken:

  1. De gemeente heeft zelf panden in gebruik: het gemeentehuis, het gemeentelijk afvalbrengstation;

  2. De gemeente is eigenaar / financier van maatschappelijk vastgoed, zoals sportvelden, cultuurgebouwen, scholen voor primair onderwijs;

  3. Een lokale overheid heeft doorgaans ook ‘historische’ posities: panden die ooit verworven zijn om later iets mee te doen, maar die nog steeds in bezit zijn.

Tekst: Bureau Blaauwberg

logo_75_1.png

Kennisbank openbaar Overzicht